Omni-versen Hoofdstuk 2 Opdracht |
||
2. 3. 4. 5. 9.
|
Aan Kabir1. Kabir is een van de grootste mystici uit de
geschiedenis. Hij leefde in de 15e eeuw in India. Zelf van Mohammedaanse afkomst streefde
hij zijn gehele leven naar religieuze synthese. Al heel lang bezit ik het boekje
Kabir". Het bevat honderd voor mij zeer kostbare mystieke verzen. Zijn
wondervolle liederen blijven leven, spontane uitingen van zijn visioenen en zijn liefde,
en met deze doet hij zijn onsterfelijk beroep op ons hart" (uit de inleiding). Met
Kabir voel ik mij ten diepste verwant. Zijn manier van uitdrukken inspireerde mij keer op
keer weer. Vandaar dat ik deze proloog nu aan hem opdraag.
|
|
2. ach hoe kan ik zeggen wat Zij is Zij is geen persoon en ook weer niet onzijdig buiten en binnen verdwijnen in Haar Alomtegenwoordigheid extatisch is Haar Vrede dronken heeft Zij mij gemaakt teruggebracht tot de Bron van alle leven ben ik in Haar gestorven en opnieuw geboren |
||
3. hoe zeldzaam ben Jij in deze wereld terwijl Je zonder uitzondering alles doordringt word Je door niemand opgemerkt Je bescheidenheid kent geen grenzen alleen voor diegenen die er achter komen Ben Je Er |
||
4. Han Marie zegt vaker dit en dat laat je niet misleiden als je wist hoe hij zelf naar woorden zoekt stamelend en in onmacht onbarmhartig door de Waarheid opgejaagd om een ding te weten dat hij er steeds naast zit |
||
5. |
||
6. soms ben Je ver van mij vandaan de herinnering aan de Gelukzaligheid kwelt mij diep hoe vaak moet Jij mij niet herinneren aan Wie ik werkelijk toebehoor Han Marie zegt: hoe kan ik zo hardleers zijn in het aangezicht van de Moeder |
||
7. |
||
8. vaak verlang ik naar de schoonheid buiten mij treur ik over het verval der mensheid o hoe was ik niet met hen ten ondergegaan als Jij er niet geweest was door Jouw Diepte houd ik stand aan de oppervlakte ben ik sterk door Jouw onbepaaldheid zet ik door door terug te gaan in jouw Niet-Zijn geef ik gestalte hoe lang, waarheen en waarom zulke vragen komen niet op in mij ik zeg je: de onbekommerdheid houd mij overeind in de ondraaglijkheid van het bestaan |
||
9. |
||
10. hardvochtig vind ik Jou voor allen die wanhopig zoeken waarom maak Jij Je niet meer toegankelijk Je verlangt wel veel van ons |
||
11. |
||
12. leg je ongeduld terzijde voortrennen naar het onbereikbaar doel is tevergeefs ongrijpbaar is de Liefde die jou doordringt zij ontsluit je in haar armen alleen wanneer jij je lustvol overgeeft |
||
13. |
||
14. fixeer je niet op de vooruitgang denk niet dat je er al bent in je uiterste wanhoop vlucht dan niet door je niet te verroeren gaat een Wereld voor je open |
||
15. |
||
16. hoe kan ik welgevallig zijn in Jouw oog zeg mij hoe ik Jou het beste dien hoe kan ik mijn afstemming verfijnen ik wil altijd bij Je zijn |
||
17. |
||
18. laat de liefde uitgaan naar jezelf je gedachten, gevoelens en je lichaam breidt haar dan langzaam uit naar je geliefde, kinderen en je werk daarbij is de grootste schat je onwelkome gasten |
||
19. |
||
20. dienend en daardoor niet klein te krijgen je innerlijke kracht spot met alle vleierij geduldige omgang met de eigenwijzen inzicht geven als erom gevraagd wordt het voortouw nemen op de achtergrond tegen beter weten in optimist blijven ik geef het voorbeeld wie zal volgen |
||
21. |
||
22. ontwortelden dezer aarde open in je lijden nu je ogen voor de oertraditie die vergeten was met je oorsprong het contakt herstellen het levenssap weer in je laten stromen de eenheid van Hemel en van aarde is de koninklijke Weg |
||
© 1999 Copyright by Han M. Stiekema. |